De pintest nader uitgelegd
Zowel het aanprikken als de controle in de pintest moeten bij de verschillende volken op een teststand op hetzelfde tijdstip en in dezelfde volgorde gebeuren!
De pintest begint met de keuze van poppen in een geschikt leeftijdsstadium. Daartoe worden de dekseltjes van een paar broedcellen met de kastbeitel of een scherp pincet verwijderd.
De aan te prikken broedcellen kunnen worden uitgekozen op het moment van de test, bij een routinecontrole een dag tevoren of al een week eerder. Een week tevoren vormen dikke gekromde larven het juiste stadium (dag 6 van het larvenstadium), want dit zijn 8 dagen later poppen met rode ogen.
Als er een voldoende groot oppervlak van het geschikte broedstadium is gevonden, worden de bijen van de raat geschud.
- Het pintestsjabloon wordt op de raat gelegd. Linksboven en rechtsonder, in de scherpe hoeken, worden markeringen aangebracht met een viltstift of met knopspelden. Vervolgens [op het moment van de eigenlijke pintest] worden 50 gesloten broedcellen met een insectennaald centraal tot aan de bodem van de cel aangeprikt. Soms treft men oudere larvenstadia aan, herkenbaar aan een grotere weerstand. Deze worden met een scherpe pincet verwijderd (en niet meegeteld).
Een merkje op de toplat van het raampje precies boven de aangeprikte cellen vergemakkelijkt het terugvinden.
Op de kast kan nog extra worden aangegeven of de raat in de bovenste of onderste broedbak zit.
Het raam moet in dezelfde stand in het broed worden teruggehangen als het hing!
Het volgende testvolk is aan de beurt.